Nederlandse vertaling door
Lieve Vandermeulen en Frank Devos

Ik zou graag de geschiedenis van mijn moeder schrijven, zegt Lida, terwijl ze zich daartoe begeeft op het spoor van Alexandra Andréevna, deze jonge Russische vrouw uit Bessarabië die in 1920 Europa doorkruiste om medische studies aan te vangen in Leuven. Daar zal voor Alexandra een lang liefdesleven aanvangen met een uitzonderlijk begaafde jonge professor in fysiologie.
Tussen Vlaanderen en het Midden-Oosten, gaat het niet alleen over een biografische verhaal. Het is een familiesaga die begint in het Ottomaanse Griekenland waarin oervader Kamber met zijn karavaan kamelen in 1764 naar de Zwarte Zee trekt. Deze geschiedenis zet zich dan verder in Bessarabië, tegenwoordig de republiek Moravië. De wederwaardigheden worden beschreven eerst onder de Russische revolutie, daarna onder de bezetting van Nazi-Duitsland, om tenslotte een terugblik te geven over het lot van de Roemenen onder Ceaucescu.
Tussen verhaal en fictie in, getuigt deze roman op een soms schrijnende, soms humoristische manier van het talent van de schrijfster.

Men denkt terug aan de ingenieurs die nacht van 17 op 18 december 1937 als Alexis aangehouden wordt, ’s nachts is het veiliger, geen kans op schandaal, het schrille belgeluid, de deur ingebeukt door geweerkolven, ik heb niets gedaan
Alexis wordt naar Loubianka gestuurd, een oord waarvan de naam alleen je rillingen bezorgt, ik, waarom ik ?

Ik heb niets misdaan, hij gelooft nog in de logica, in de instituties, in het rechtswezen, het gaat hier niet om sabotage maar om schadetoebrenging, begrijp je wel, neen, ik begrijp het niet, ik ben onschuldig, ik verzeker je, dit is een vergissing, een monumentale vergissing, alsof alle gevangenen ter wereld niet beweren onschuldig te zijn, ik verzeker je, hij heeft de tijd niet om het uit te leggen, men vraagt hem niets, maar ik verzeker je dat ik onschuldig ben (…) men sluit hem op in een ijskoude cel vol luizen, schel licht, een naamplaatje te lezen doorheen een vierkant kijkgat, en elk spoor van hem verdwijnt vanaf dit ogenblik.

Wij waren de Robinson’s, we leefden op een eiland, acht en twintig jaren van isolement, een boom om in te slapen en een groot kruis om op te richten, soms kon je het al van ver zien, vanuit het zigeunerkamp bij voorbeeld, god, heb ik vandaag de kalender aangekruist ?

De dagen lijken op elkaar, een dagboek bijhouden om te noteren welk soort taal we spraken, een geitenbok temmen, graan laten kiemen op zolder, een papegaai Russisch leren, de traditie van een papegaai kwam van Oostende, mijn grootmoeder heeft altijd een papegaai gehouden, de schrik voor de kannibalen, waren er in Linden ? We waren niet zeker, maar het zou te stom geweest zijn zich te laten opeten, de bijbel lezen en herlezen, het enige boek op het eiland tot Robinson het van buiten leerde, vooral de betekenis van de woorden niet vergeten, de gebakken pot uit de klei halen, de basisbehoeften uiteindelijk kunnen voldoen, een rustig leventje leiden, het vee fokken, angsten bezweren als men voetsporen ontdekte in het zand die menselijke aanwezigheid konden zijn, twee jaar in angsten leven, een mens moeten redden, het zal Vrijdag zijn, of wij zullen het zijn, en de schoonheid van de zomeravonden als de engel, altijd dezelfde sinds die dag van september 1920 komt aanzweven uit de hemel en zich op het dak zet, de tijd van een zucht.

In Leuven, de traditionele afscheidsborrel, de bekende toespraken, Joseph bekijkt zijn goed gevulde loopbaan…

Het is te hopen dat fysiologische artsen niet verdwijnen, men kent er dezer dagen die alleen tussen twee zaalrondes in, een kort bezoek brengen aan het labo, het is al een geluk dat men zich zo diep in het avontuur van het onderzoek heeft kunnen begeven, men verdringt zich rond hem, hebt u projecten ?
Ik vertrek naar Congo

Nederlandse vertaling door Lieve Vandermeulen en Frank Devos.
Gedrukt door CreateSpace, Amazon.com,
papieren en digitale versies, 2018

Colette Cambier is Franstalig Belgische auteur. Ze werd geboren en 1951.
Ze leidde gedurende 25 jaar schrijfateliers.
De thema’s van haar romans situeren zich rond levensverhalen en familiesaga’s, steeds binnen een sociologisch en historisch kader.
Uitgeverij Castor Astral gaf eerder Le Jeudi à Ostende uit in 2007. Dit verhaal beschrijft het einde van een oude familie grondbezitters.
In 2010 verscheen Un rien de fil à retordre. Deze roman vertelt de avonturen van een beschermengel die zich tussen de loopgraven van de Grote Oorlog begeeft.
Alexandra Andreevna is in 2015 verschenen.